Geschreven door: Faith Rusmianto en Sharif Rabbae, maart 2017.
In 2005 heeft de Nederlandse overheid het streven geformuleerd om binnen 15 jaar het aantal voortijdige schoolverlaters per jaar terug te dringen naar 25.000. Desalniettemin spreken we in 2017 nog over 66.000 jongeren die niet geregistreerd zijn bij onderwijsinstellingen, niet terug te vinden zijn in de werkgeversbestanden van het UWV en niet bekend zijn bij justitie. Iedereen wil hetzelfde voor deze jongeren: toewerken naar een zelfstandig bestaan. Het kabinet roept gemeenten op om de jongeren weer naar school te laten gaan of naar werk toe te leiden. Maar in hoeverre is dit haalbaar? Kunnen gemeenten dit wel alleen aan?
De problematiek omtrent spook- of onzichtbare jongeren wordt veelvuldig besproken. Opvallend is dat in veel artikelen de termen ‘spookjongeren’ of ‘onzichtbare jongeren’ vaak als synoniemen worden gebruikt, terwijl ze niet per se verwijzen naar dezelfde groep. Spookjongeren zijn jongeren van 18 t/m 26 jaar die niet zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), maar wél in de gemeente wonen. Mogelijk zijn zij op een ander adres ingeschreven dan waar zij wonen. Deze groep jongeren verricht verder geen (wit) werk, doet geen beroep op een uitkering en staat niet ingeschreven in het onderwijs. Onzichtbare jongeren daarentegen zijn wél opgenomen in het BRP. Ook zij volgen geen onderwijs, zijn niet aan het werk en niet in beeld bij UWV en gemeenten voor ondersteuning naar werk.
In 2015 riep de overheid op om het jongerenprobleem integraal aan te pakken: “We moeten zorgen dat deze jongeren betrokken blijven bij onze samenleving. En voorkomen dat ze met hun rug naar de maatschappij komen te staan. Dit is een belangrijke opdracht voor gemeenten en de omgeving van deze jongeren”, aldus minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn brief aan de Tweede Kamer . Gemeenten kunnen dit echter niet alleen: UWV, sociale diensten en Regionale Meld- en Coördinatiepunten zouden hen hierin moeten ondersteunen.
Er wordt weliswaar gesproken over een enorm aantal jongeren dat behoort tot de groep potentiële kwetsbare jongeren, maar ieder mens en iedere situatie is anders. Achter elke situatie schuilt een persoonlijk verhaal. Wat maken deze jongeren nu echt mee? Welk sociaal en psychologisch proces gaan ze door? Om achter dit persoonlijke verhaal te komen, hebben wij vragenlijsten uitgestuurd naar een aantal jongeren die in deze categorie valt. De respondenten hebben deze vragenlijsten in anonimiteit kunnen invullen. Wij zullen de situatie van één van hen voor u schetsen:
De ervaringsdeskundige is een 25-jarige vrouw uit Zutphen, nu werkzaam als jongerenwerker, die zeven jaar geleden haar havo-diploma behaalde. “En wat nu?”, dacht ze. Vanzelfsprekend zou zij datzelfde jaar beginnen met een hbo-opleiding, echter zat ze met een probleem waar veel pas geslaagden mee kampen: kiezen uit het enorme aanbod van (hbo-)opleidingen. “Het leek allemaal zo gemakkelijk, maar ondanks de vele studiekeuzetests, de opendagen en voorlichtingen, wist ik nog stééds niet wat ik wilde.” Ze had geen zin om te werken en geen behoefte aan een tussenjaar. Ze besloot voor de opleiding te gaan die het best uit te test naar voren kwam. Al gauw bleek dat ze niet op haar plek zat. Verleid door het feit dat ze niet meer leerplichtig was, volgde een periode waarin ze helemaal geen colleges meer volgde. “Ik had geen backup-plan, dus zorgde ik ervoor dat ik nog ingeschreven stond bij de hogeschool, omdat ik anders geen recht meer had op studiefinanciering. Dat was namelijk mijn inkomensbron. Ik was wel bereid te werken, maar waar ik ook solliciteerde, ik werd afgewezen.” Wegens het inkomen van haar ouders had ze alleen recht op een basisbeurs; ze besloot om maximaal bij te lenen. Ze ervaarde een gevoel van vrijheid maar doordat haar vrienden nog wel studeerden en het contact verwaterde, veranderde dat gevoel al gauw in eenzaamheid.
Het was onmogelijk om elke dag thuis te zitten, omdat haar ouders dachten dat ze nog naar school ging. In de loop der tijd kwam ze in contact met een andere ‘mede-schoolverlater’, die net als zij niet werkte, niet studeerde, en ook bleef bij lenen. “Ik trok op een gegeven moment bij deze vriendin in. Zij woonde al op haar zelf. Mijn ouders vonden dit niet raar, omdat zij in de stad woonde waar ik ‘studeerde’.” Dit vluchtgedrag zorgde ervoor dat er niemand was die haar motiveerde om de draad weer op te pakken: haar levenssituatie verslechterde. “Op een gegeven moment kenden mensen mij alleen van het nachtleven en de coffeeshops. Ik was zo afhankelijk geworden van verdovende middelen, dat ik zelf de ernst van de situatie niet meer in zag. Het was normaal geworden voor mij.” Inmiddels was er een jaar verstreken. Ze ontving een brief waarin stond dat ze al voor een langere tijd onterecht ingeschreven stond bij de onderwijsinstelling. Haar studentenreisproduct, studiefinanciering én lening werden per direct stopgezet. Toen kwam het besef dat ze een enorme schuld had opgebouwd, die ze onmogelijk kon afbetalen zonder inkomen. Ook kon ze niet meer verder rood staan bij de bank. Door misplaatste trots had ze haar ouders niet op de hoogte gesteld; externe hulp was noodzakelijk.
Het Jongerenloket koppelde haar aan een jongerenwerker, die haar bijstond in deze benarde tijd. Ze besloot terug te gaan naar haar ouders en accepteerde de hulp om behandeld te worden voor haar verslaving. Ze wilde onder begeleiding alles zoveel mogelijk zelf oppakken. Terugblikkend beseft ze dat het grotendeels haar eigen schuld is: “Het zijn natuurlijk mijn eigen keuzes die tot deze situatie hebben geleid. En ik mag van geluk spreken dat ik niet in de criminaliteit ben beland, of erger… Maar ik denk ook dat mijn loopbaanbegeleider (of de hogeschool zelf) iets had kunnen doen. Hij wist dat ik geen lessen meer volgde, maar heeft mij nooit geprobeerd te bereiken om te vragen wat er aan de hand was. Hij heeft het denk ik alleen gemeld, waarna de brief van DUO volgde.” De conclusie is dat ook de onderwijsinstellingen een belangrijke rol spelen om soortgelijke situaties te voorkomen. In dit geval is het uiteindelijk goed gekomen. Helaas zijn er nog (te) veel jongeren die de vicieuze cirkel van ellende niet zo gemakkelijk op eigen kracht kunnen doorbreken.
Ook de adviseurs van Publinc zijn bekend met de persoonlijke verhalen van kwetsbare jongeren. Als experts op het gebied van armoedebestrijding en sociale isolatie in kwetsbare gemeenschappen wordt met het project OmArnhem aandacht besteed aan de naar schatting 1.000 ‘onzichtbare jongeren’ in Arnhem. Er is een groot vermoeden dat deze groep zonder perspectief op een baan of opleiding, moeite zal hebben met rondkomen en met het vinden van aansluiting bij de rest van de stad.
Publinc adviseurs zijn zich ervan bewust dat de financiële problemen ervoor kunnen zorgen dat het individu in een sociaal isolement terecht komt, met alle gevolgen van dien. Het risico bestaat dat het individu steeds verder af komt te staan van zijn eigen omgeving, waarbij de maatschappelijke betrokkenheid ook steeds meer afneemt. Het individu maakt een onmiskenbaar proces van vervreemding door, wat hem vatbaar maakt voor radicale ideeën. Door bij constatering van sociale isolatie al aan de bel te trekken, kunnen de processen van vervreemding en radicalisering worden voorkomen. Met OmArnhem wil Publinc de sprong naar persoonlijke begeleiding van kwetsbare groepen in Arnhem maken. Intermediairs die deze begeleidende rol vervullen, weten hoe zij deze groep kunnen bereiken. Daarnaast zullen zij ondersteuning bieden bij het vinden van een baan, opleiding of de aanvraag van speciale voorzieningen. Het vergroten van de toekomst- en ontplooiingskansen is waar we naar toe willen om jongeren te activeren om op eigen kracht naar oplossingen te zoeken.
Het project OmArnhem dat in het voorjaar van 2017 zal starten in Arnhem richt zich op het doorbreken van de sociale isolatie van spookjongeren en onzichtbare jongeren uit migrantengezinnen. Wilt u meer weten over de activiteiten van Publinc om armoede en schulden tegen te gaan? Neem contact op met onze adviseur Sharif Rabbae via telefoon 06-42752653 of mail s.rabbae@publinc.nl voor meer informatie.

