KINDERARMOEDE IN WELVAREND NEDERLAND

Geschreven door: Sharif Rabbae en Faith Rusmianto, april 2017.

De economische groei in Nederland houdt aan. Volgens de Juniraming 2016 van het Centraal Planbureau nam het bbp in 2016 met 1,6% toe. Naar verwachting zal het dit jaar toenemen met 2,1%. Daarnaast zou de werkeloosheid in de periode van 2015 tot en met 2017 met 0,7% zal dalen tot 6,2%[1].  We zitten in Nederland met een goed draaiende economie en lage werkeloosheidscijfers. Toch kennen we relatief veel kinderarmoede. Hoe kan dit? De Sociaal Economische Raad (SER) deed onlangs de dringende oproep om kinderarmoede op een andere wijze te gaan bestrijden.

 

Armoede in tijden van economische groei

De rooskleurige economische prognoses van het CPB wekken de verwachting dat Nederland zijn armoedeprobleem snel onder controle zal krijgen. De recente oproep van de SER geeft echter aan dat kinderarmoede – in de publieke voorstelling soms vrij onzichtbaar –  niet snel zal verdwijnen. In 2014 leefde één op de negen kinderen in Nederland in armoede. Dit zijn concreet 378.000 kinderen. Volgens de SER gaat dit cijfer in 2017 niet omlaag[2].

De armoedekwestie onder kinderen wordt vaak beschouwd als een probleem dat zich voordoet in bijstandsgezinnen. Hierdoor zijn kinderen met werkende ouders minder in beeld bij de instanties. In werkelijkheid komt 60 procent van de arme kinderen uit een gezin met ten minste één werkende ouder. Deze gezinnen worden ook wel werkende minima of werkende armen genoemd. Het inkomen is dan net voldoende om de vaste lasten te kunnen betalen, waardoor er te weinig overblijft van het netto-inkomen. Het hebben van een baan is geen verzekering tegen armoede[3].

Het armoedebeleid in Nederland heeft zich tot op heden te veel gericht op compensatie, aldus de SER. Denk bijvoorbeeld aan de ‘kinderpakketten’ die gemeenten moeten samenstellen. Noodzakelijke behoeften van kinderen worden aangevuld in de vorm van tegoedbonnen voor onder andere seizoensgebonden kleding, zwemlessen, reisproducten of een sportvereniging[4]. Daarnaast kunnen veel minimahuishoudens een beroep doen op aanvullende voorzieningen binnen hun gemeente. Echter blijkt dat gezinnen met de laagste inkomens hier juist geen beroep op doen. De ondersteunende gemeentelijke voorzieningen zijn vaak onbekend en de aanvraagprocedure is voor sommigen te complex [5][6].

De effecten van armoede op kinderen

Armoede heeft ook in Nederland over het algemeen betrekking op het onvermogen om te kunnen voorzien in de basisbehoeften, zoals voeding, kleding en huisvesting. Een gebrek aan geld is niet alleen een financiële kwestie. De bijeffecten verhinderen het normale leven op indringende wijze. Mensen die rond of onder het bestaansminimum leven, ervaren sociale uitsluiting. Ook hebben ze een gebrek aan toegang tot goede gezondheidszorg en genieten ze vaker gebrekkig onderwijs[7].

Een benarde financiële uitgangspositie hindert contact met vrienden. Gezinnen met geldproblemen zijn vaak genoodzaakt hun wereld kleiner te maken. Het individuele welzijn van een kind neemt soms dermate af dat het leidt tot sociale uitsluiting op school. Op de middellange termijn komen de schoolprestaties onder druk te staan. Indien de thuissituatie onveranderd blijft, heeft het kind in kwestie een verhoogde kans op werkeloosheid en sociale uitsluiting wanneer hij of zij de volwassen leeftijd bereikt[8]. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel waarin armoede en schulden van generatie op generatie worden doorgegeven.

De positie van de docent

Armoede is op scholen en bij kinderen onderling, ook al zijn ze beste vrienden, nog steeds een taboeonderwerp. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat kinderen die zich bewust zijn van het gebrek aan geld in het gezin het onderwerp vaak uit de weg gaan. Dit leidt in sommige gevallen tot psychische problemen[9].

Vooral scholen zouden een cruciale bijdrage kunnen leveren in de signalering van deze problematiek. Leerkrachten hebben dagelijks contact met hun leerlingen en kunnen vaak  snel zien dat er financiële problemen zijn[10]. We zouden beter gebruik moeten maken van de gezaghebbende rol van de docent. De docent kan zijn deskundigheid en autoriteit koppelen  aan zijn nabijheid tot het kind[11]. Financiële lessen op school nemen kinderen bewust mee in hun verdere levensloop. Vooral voor kinderen aan wie dit thuis niet wordt geleerd, is dit een uitkomst. School is dan ook het startpunt om kinderen voor te bereiden op een zelfstandig bestaan. Hoewel scholen geen eindverantwoordelijke zijn op het gebied van armoedebestrijding, is een actieve(re) rol weldegelijk gewenst.

Gedeelde verantwoordelijkheid

In de eerste instantie zijn ouders en de overheden gezamenlijk verantwoordelijk voor de aanpak van de armoede. Een integrale aanpak van armoede is essentieel. Daar waar het huidige beleid te kort schiet en zich voornamelijk focust op compensatie van armoede, dient nieuw beleid zich te focussen op preventie. Om dit te kunnen realiseren dienen gemeenten en scholen nieuwe afspraken te maken. Scholen moeten de ruimte krijgen om tijd vrij te maken voor dit onderwerp. Daarnaast dienen we nu in te zetten op de ontwikkeling van programma’s over financiële keuzes die goed aansluiten bij de belevingswereld van kinderen.

Wat kunnen we doen?

Om kinderarmoede echt aan te pakken zouden we meer kennis moeten vergaren over de verschillende groepen mensen die in armoede leven. Beleid op maat moet zowel werkende minima als bijstandsgezinnen weten te bereiken. Er dient rekening te worden gehouden met mensen met migrantenachtergrond die soms niet de taalvaardigheden hebben om zich zelfstandig aan te melden voor hulp en voorzieningen. Ten slotte dient de betrokkenheid van kinderen en jongeren te worden vergroot. Door scholen een signalerende, informerende en doorverwijzende rol te laten vervullen kunnen we het armoedebeleid toespitsen op kinderen.

Adviseurs van Publinc zijn van mening dat scholen meer aandacht dienen te besteden aan het onderwerp ‘slim omgaan met geld’. Door aandacht te genereren zullen geldzaken bespreekbaar worden, leren kinderen meer over de waarde van geld en krijgen zij aandacht voor manieren om later zelf geld te verdienen. Een coherent lesprogramma zal uiteindelijk bijdragen aan het doorbreken van het taboe op (kinder-)armoede.

Meer weten?

Wilt u meer weten over de manier waarop Publinc het kinderarmoedevraagstuk weet te tackelen? Neem dan vooral contact op met Publinc’s adviseur Sharif Rabbae: s.rabbae@publinc.nl

Sharif Rabbae
Faith Rusmianto

 

 

 

 

 

 

 

________________________________

[1] https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Policy-Brief-2016-05-Juniraming-2016.pdf

[2] http://nos.nl/artikel/2164540-dringend-advies-aan-kabinet-kinderarmoede-daalt-niet-roer-moet-echt-om.html

[3] https://www.ser.nl/nl/actueel/nieuws/2010-2019/2017/20170323-armoede-kinderen.aspx

[4] https://www.inspectieszw.nl/Images/Kamerbrief-inzake-diverse-onderwerpen-armoede-en-schuldenbeleid_tcm335-380546.pdf

[5] https://www.ser.nl/nl/actueel/nieuws/2010-2019/2017/20170323-armoede-kinderen.aspx

[6] https://publinc.nl/nl/2-ongecategoriseerd/626-effectief-armoedebeleid-en-het-overwinnen-van-schaamte-en-angst-2.html

[7]https://www.eerstekamer.nl/bijlage/20151127/rijksportaal_26_november_2015/document3/f=/vjzdkeza5etd.pdf

[8] https://www.dekinderombudsman.nl/ul/cms/fck-uploaded/2013.KOM004KindereninArmoede.pdf

[9] http://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Opgroeien-en-opvoeden-in-armoede.pdf

[10] https://www.ser.nl/nl/actueel/nieuws/2010-2019/2017/20170323-armoede-kinderen.aspx

[11] Furedi, F. (2011). De terugkeer van het gezag. JM Meulenhoff.