Ghanezen in Nederland worden ook wel ‘stille’ migranten genoemd. Ze staan bekend als hardwerkend en veroorzaken weinig overlast. Maar hoe ontwikkelt deze groep zich op de langere termijn? Zijn tweede en derde generatie Ghanezen nog wel stil of kunnen we een steeds grotere betrokkenheid van hen verwachten in de grote maatschappelijke discussies rondom migratie?
In Nederland zijn 22.881 Ghanezen woonachtig. Hiermee vormen zij in bepaalde steden of gebieden een substantiële groep, zoals bijvoorbeeld in Amsterdam Zuidoost waar de meest Ghanezen al tientallen jaren wonen. Toch weet de gemiddelde Nederlander weinig over deze groep en is beleid vaak niet op hen toegespitst. Ghanezen werken hard en redden zichzelf binnen hun eigen gemeenschap. Gangbare migratieproblematiek zoals criminaliteit en overlast wordt meestal niet gerelateerd aan Ghanezen. Door deze stille en ijverige houding worden Ghanezen vaak geprezen. Tegelijkertijd ontstaat het risico dat sluimerende problemen onvoldoende aandacht krijgen.
Ghanezen kwamen oorspronkelijk naar Nederland in de jaren ’80 en ’90 vanuit een economische drijfveer. Hard werken is een belangrijke culturele waarde binnen de gemeenschap. Daarnaast spelen traditie en religie een grote rol. De migratie van de eerste generatie Ghanezen kenmerkt zich als een ‘stille’ migratie; door hun sterke arbeidsmentaliteit, sterke christelijke waarden en focus op de eigen gemeenschap zijn er in de publieke beleving weinig zichtbare voorbeelden van sociaal conflict. Waar in het huidige integratiedebat de nadruk voornamelijk ligt op geproblematiseerde gebeurtenissen, botsingen tussen culturen en conflicterende waarden hebben deze zichtbare escalaties zich nauwelijks voorgedaan bij de eerste gevestigde groep Ghanezen. Ghanezen zijn goed in staat geweest te manoeuvreren binnen de Nederlandse samenleving en worden veelal als hardwerkend en sympathiek ervaren in het contact met de ontvangende samenleving.
Dit wil niet zeggen dat de Ghanese gemeenschap geen aandacht verdient. De afstand tussen de Nederlandse en de Ghanese cultuur maakt het op sommige vlakken lastig voor beide groepen om elkaar goed te begrijpen. De maatschappelijke aandacht voor deze groep is gering. Onderzoek en beleidskeuzes richten zich (vanzelfsprekend) vaak op de grootste groepen. Hiermee is er een blinde vlek voor de aandachtspunten die van belang zijn voor de kleinere groepen. De gedachte lijkt te zijn dat processen die voor grotere migrantengroepen gelden, vergelijkbaar zullen zijn voor de kleinere groepen. Bij beleidsvragen rondom de Ghanese gemeenschap in Nederland wordt soms, bijvoorbeeld, geput uit literatuur over de Surinaams-Creoolse gemeenschap in Nederland. Hiermee worden belangrijke verschillen in de migratieontwikkeling genegeerd die van wezenlijke invloed zijn op de sociaalmaatschappelijke beleving van deze groepen.
Hoewel de groepsontwikkeling verschilt heeft de Ghanese gemeenschap wel te maken met vergelijkbare sociaalmaatschappelijke uitdagingen, zoals uitsluitingsmechanismen. Een zichtbare ontwikkeling hierin is de betrokkenheid van Ghanezen in de discussie over anti-zwart racisme. Waar deze discussie vooral geleid werd door prominenten uit de Surinaamse gemeenschap nemen ook Ghanezen nu stelling. Een voorbeeld van een antiracisme activist uit de Ghanese gemeenschap is schrijver, dichter en spreker Jerry King Luther Afriyie, ook bekend als Kno’ledge Cesar, die de stichtingen ‘Soul Rebel Movement’ en ‘Nederland Wordt Beter’ oprichtte en betrokken was bij het starten van de campagne ‘Zwarte Piet is Racisme’. Verder ondervinden Ghanezen dat het voor hen lastiger is om een baan of stageplek te vinden dan voor Nederlanders met een Hollands klinkende achternaam. Ook hier erkennen zij dus een probleem dat breder in de samenleving wordt geagendeerd, in dit geval arbeidsdiscriminatie op basis van etniciteit. Deze inmenging van Ghanezen in maatschappelijke discussies toont enerzijds de onderhuidse problemen die in de gemeenschap spelen, maar anderzijds ook hun betrokkenheid en culturele participatie.
Bovengenoemde ontwikkelingen zijn in de huidige context steeds meer relevant omdat de groep Ghanezen in Nederland nog steeds groeit. De stille werkhouding van de eerste generatie lijkt plaats maken voor de maatschappijkritische blik van gedreven en betrokken jongeren. Erkenning voor deze betrokken energie is essentieel om deze positief in te zetten. Kennisuitwisseling tussen de Ghanese gemeenschap en de Nederlandse samenleving zal dit proces ondersteunen en de onderlinge verbondenheid versterken. Hierin spelen zelforganisaties een belangrijke rol. Zij zijn in de positie om ontwikkelingen te signaleren en aanjagen. De inzet vanuit de gemeenschap om de culturele ontwikkeling en verbinding tussen culturen te stimuleren verdient brede maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast kan er meer gedaan worden om het migratieproces en de culturele ontwikkeling van de Ghanese gemeenschap te beschrijven en inzichtelijk te maken voor diegenen die beleid maken. Op deze manier worden ook stille migranten hoorbaar.